-
1 een
een11 un, une♦voorbeelden:een zijn met • faire corps avec————————een21 un, une♦voorbeelden:je bent me er (ook) een! • tu es un drôle de numéro!als er een is, die het kan, dan is hij het • s'il y en a un qui en est capable, c'est bien lui————————een3I 〈hoofdtelwoord; met klemtoon〉1 un, une♦voorbeelden:dat is een! • et d'un(e)!elke stem is er een • chaque voix compteeen en dezelfde persoon • une seule et même personneniet één heeft er iets over gezegd • pas un(e) n'en a parléhet is bij enen • il est près d'une heureop één dag • le même jourtien tegen een dat • il y a gros à parier quehonderd tegen een! • je te le parie à cent contre un!een van tweeën • de deux choses l'uneeen van hen • l'un(e) d'entre eux (d'entre elles)een voor een • un(e) à un(e)de een nog mooier dan de ander • tous plus beaux les uns que les autres, toutes plus belles les unes que les autreseen een voor wiskunde • un un (sur dix) en mathsmen kan het ene doen en het andere niet laten • on peut faire les deuxde een of ander • quelqu'un(het) een en ander • des choses et d'autreswij hebben het een en ander besproken • nous avons abordé plusieurs sujetsniet om het een of ander • ce n'est pas pour direhet is het een of het ander • de deux choses l'une→ link=komen komenII 〈rangtelwoord; met klemtoon〉♦voorbeelden:bladzijde een • page unIII 〈lidwoord; zonder klemtoon〉1 [onbepaald]un, une2 [m.b.t. de hele soort]le, la3 [ongeveer] environ♦voorbeelden:1 een man, een vrouw, een kind • un homme, une femme, un(e) enfanteen meneer A. • un (certain) monsieur A.een uur of drie • environ trois heureseen duizend gulden • environ mille florins→ link=dag dag¶ het kost me een geld! • cela me coûte les yeux de la tête!een mensen dat er waren! • il y avait un monde fou!wat een mensen! • 〈 hoeveelheid〉 quelle foule!wat een geldverspilling! • quel gaspillage! -
2 grond
♦voorbeelden:gelijk met de begane grond • au plain piedgroente van de koude grond • légume de pleine terrelosse grond • terre meublehij voelde de grond onder zich wegzinken • il sentit le sol se dérober sous ses pieds 〈 ook figuurlijk〉een vliegtuig aan de grond zetten • atterrirals aan de grond genageld staan • rester cloué sur placedoor de grond (kunnen) gaan • 〈 van schaamte〉 vouloir rentrer (à cent pieds) sous terre; 〈 van pijn〉 souffrir le martyreiets met de grond gelijk maken • raser qc.; 〈 figuurlijk〉 démolir qc.iemand onder de grond stoppen • mettre qn. dans le trouop de grond • par terreop de grond slapen • coucher sur la dureeen gebouw tegen de grond gooien • abattre un bâtimenttot de grond toe afbranden • brûler complètementeen schip de grond in boren • couler un navire〈 figuurlijk〉 iemand, iets de grond in boren • descendre qn., qc. (en flamme(s))in de grond is hij een goeie jongen • dans le fond c'est un bon garçonin de grond van mijn hart • au fond de mon coeurdat komt uit de grond van zijn hart • ça vient du fond de son coeur3 iets op goede gronden verwerpen • rejeter qc. pour de bonnes raisonsiets op losse gronden aannemen • accepter qc. sans raisons valablesdie bewering mist alle grond • cette affirmation est dénuée de tout fondementop grond van zijn huidskleur • à cause de la couleur de sa peauop grond van artikel 26 • en vertu de l'article 26aan iets ten gronde liggen • être à la base de qc.niet zonder grond was hij ontevreden • ce n'était pas sans raison qu'il était mécontent¶ iemand, iets te gronde richten • ruiner qn., qc.iets uit de grond stampen • faire surgir en moins de deux qc.→ link=water water -
3 iets uit de grond stampen
-
4 in minder dan geen tijd
in minder dan geen tijd -
5 op een, twee, drie
op een, twee, drie -
6 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
7 half
♦voorbeelden:halve dagen werken • travailler à mi-tempseen half dozijn • une demi-douzaineeen halve fles • une demi-bouteillevoor half geld • à moitié prixter halver hoogte • à mi-hauteureen half jaar • six moishalve kennis • des connaissances imparfaitesde halve stad spreekt ervan • toute la ville en parlede klok slaat hele en halve uren • l'horloge sonne les heures et les demiesom het halve uur • toutes les demi-heureshalf werk • travail bâcléhet werk is half af • le travail est à moitié faitde deur stond half open • la porte était entrouverteeen glas half vol schenken • remplir un verre à moitiéhet staat mij maar half aan • ça ne me satisfait qu'à moitiéhalf lachend, half huilend • entre le rire et les larmesdat middel helpt niet half zo goed • ce remède est loin d'être aussi efficacehalf zo groot als • deux fois plus petit quehet is half elf • il est dix heures et demietien voor half vijf • quatre heures vingttien over half zeven • sept heures moins vingttwee halven maken een heel • deux demis font un entier〈 spreekwoord〉 beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald • il n'y a que les imbéciles qui ne changent jamais d'avis, moitié 〈+ zelfstandig naamwoord〉→ link=mens mens -
8 keer
♦voorbeelden:dat komt een andere keer wel (weer) • ce n'est que partie remisetot de volgende keer • à la prochaine foisin één keer • en une seule foiskeer op keer • coup sur coup(op) een keer • une foisvoor een keertje mag dat wel • d'accord pour une foisdrie keer van de vier • les trois quarts du tempsdat is één keer en nooit meer • c'est bien la première et la dernière foisals die kwestie één keer is opgelost … • une fois ce problème résolu …wij gaan een enkele keer wel bij ze op bezoek • nous allons les voir de temps en tempstwee keer zoveel • deux fois plustwee keer negen is achttien • deux fois neuf font dix-huitdat zeg ik nu al voor de zoveelste keer; ik heb dat nu al honderd keer gezegd • je vous le répète pour la nième foiseen keer of tien • une dizaine de foiseen keer of vijf • environ cinq foishet geluk heeft een keer genomen • la chance a tournétegen de keer in zijn • être contrariant -
9 hij is twee jaar jonger dan ik
hij is twee jaar jonger dan ik -
10 jong
jong1〈 het〉♦voorbeelden:2 zeg jong, kom eens hier • viens un peu ici, mon petit————————jong21 [algemeen] jeune♦voorbeelden:de jongste gebeurtenissen • les événements les plus récentsde jonge generatie • la nouvelle générationhij is twee jaar jonger dan ik • il a deux ans de moins que moikinderen van tien jaar en jonger • les enfants de dix ans et au-dessouseen jong meisje • une jeune fillejong en oud • tous, les jeunes comme les vieuxhet jongste verleden • le passé récentjongere zus • soeur cadettejij bent toch ook jong geweest • toi aussi, tu as eu 20 ansjong getrouwd zijn • s'être marié jeunedat kapsel maakt je jonger • cette coiffure te rajeuniter jong uitzien • faire jeunevan jongs af • dès l'enfance -
11 kop
♦voorbeelden:kop of munt • pile ou facede kop van Overijssel • la partie Nord de l'Overijsselde kop van het peloton • la tête du pelotonde kop van een spijker • la tête d'un cloukop aan staart • tête-bêcheer zit kop noch staart aan • ça n'a ni queue ni têtemet een kwaaie kop weglopen • s'en aller en colèrede koppen tellen • faire le compte des personnes présentesveel aan zijn kop hebben • avoir une foule de choses à régleriemand aan zijn kop zeuren • casser les pieds à qn.〈 figuurlijk〉 met kop en schouders boven iemand uitsteken • dépasser qn. de cent coudéeskop dicht! • la ferme!hij heeft een dikke kop • il a une grosse cabochehij heeft een harde kop • il a la tête dureeen houten kop hebben • avoir la gueule de boiseen kale kop • une boule de billardzij is een kop kleiner dan hij • elle a une tête de moins que luieen knappe kop • une grosse têtemet rode koppen tegenover elkaar staan • s'affronter comme deux coqseen rooie kop krijgen • piquer un fardhou je kop! • la ferme!〈 figuurlijk〉 dat zal me de kop niet kosten • 〈 uitgave〉 ça ne va pas me coûter les yeux de la tête; 〈 risico〉 je n'y risque pas ma têteik wil er mijn kop onder verwedden • j'en donnerais ma tête à coupermijn kop eraf als • le diable m'emporte, sikop op! • allons, courage!je krijgt het niet al ga je op je kop staan • tu as beau faire, tu ne l'auras paszich voor de kop schieten • se faire sauter le caissoniemand voor de kop schieten • brûler la cervelle à qn.zij kreeg een kop als vuur • elle a piqué un soleiluit een kop drinken • boire dans une tasse¶ iets de kop indrukken • couper court à qc.op de kop af • tout justeiets op de kop tikken • dénicher qc.iemand op zijn kop zitten • enguirlander qn.een bemanning van honderd koppen • un équipage de cent hommes -
12 nog
1 [algemeen] encore2 [+ vergrotende trap]encore plus, davantage♦voorbeelden:over van alles en nog wat praten • parler de choses et d'autreshij hoest nog altijd • il tousse toujoursnog eens • encore une foisgisteren nog • pas plus tard qu'hierik heb nog maar één hoofdstuk gelezen • je n'ai encore lu qu'un seul chapitrezij had nog maar net de tijd om • elle avait tout juste le temps dehij heeft nog steeds geen antwoord • il n'a toujours pas de réponsevandaag nog • aujourd'hui mêmenog drie nachtjes slapen • plus que trois nuitsnog geen week geleden • il y a moins d'une semaine¶ ga jij nog naar dat feest? • tu y vas, toi, à cette fête?kom je nog? • tu viens, oui (ou non)?als hij dan nog zijn best deed • si encore il faisait de son mieuxen wat dan nog? • et alors?ze ging nog mee ook! • et qu'est-ce que tu crois? elle est venue avec nous!je zult me nog wel eens gelijk geven • tu finiras bien par me donner raisonik was nog wel bang dat je niet zou komen • et moi qui craignais que tu ne viennes pasal zijn ze nog zo behulpzaam, ik mag ze niet • ils ont beau être serviables je ne les aime pasook al is het nog zo weinig • si peu que ce soitik heb hem nog zó gewaarschuwd • et pourtant je l'avais bien avertidat kan er nog mee door • passe encore -
13 om
om1♦voorbeelden:1 waar gaat het om? • de quoi s'agit-il?kom daar nu eens om! • on n'en fait plus des pareils¶ toen we de hoek om kwamen, … • après avoir tourné le coin de la rue, nous …doe je mantel om • mets ton manteau sur tes épauleshij had een das om • il portait une cravate'm om hebben • être partideze weg is om • ce chemin fait un détourdat is minstens een kwartier om • c'est un détour d'au moins un quart d'heurehet uur is om • l'heure est passéeuw tijd is om • c'est l'heureals de week om is • à la fin de la semainede wind is om • le vent a tournéde dagen zijn zo gauw om • les journées passent vitedat gaat buiten hem om • 〈 daar weet hij niets van〉 cela se passe à son insu; 〈 daar heeft hij niets mee te maken〉 il n'y est pour rien; 〈 dat raakt hem niet〉 cela ne le concerne pasom en om • alternativement————————om2〈 voorzetsel〉1 [rondom] autour de2 [vlak bij] tout près3 [omstreeks] vers4 [juist op het tijdstip van] à 〈+ tijdaanduiding〉5 [telkens na] tous, toutes les 〈+ tijdaanduiding〉6 [(in ruil) voor; ter wille van; vanwege] pour♦voorbeelden:om het huis lopen • faire le tour de la maisonde weg loopt om het huis heen • le chemin contourne la maisonmet een glimlach om zijn lippen • le sourire aux lèvresom de tafel gaan zitten • s'asseoir autour de la tablede kroeg om de hoek • le bistrot du coinzij had haar kinderen om zich (heen) • elle était entourée de ses enfantsze is al om en (na)bij de zestig • elle approche de la soixantaineom en (na)bij drie jaar • environ trois ans6 het is om de zaak, niet om de persoon te doen • il s'agit de l'affaire, non de la personneik kom om te eten • je viens pour mangerom niet • pour rien→ link=hand hand -
14 oor
♦voorbeelden:een goed oor hebben • avoir l'oreille justemet open oren luisteren • écouter de toutes ses oreillesmet rode oren, oortjes in iets lezen • être tout excité à la lecture de qc.met rode oortjes luisteren • écouter de toutes ses oreillesvoor het oor waarneembaar • perceptible à l'ouïeiemand de oren van het hoofd eten • manger comme quatredat gaat het ene oor in, het andere uit • cela entre par une oreille et sort par l'autrezijn oren niet geloven • ne pas en croire ses oreillesmijn oren gloeien • j'ai les oreilles rouges(geen) oren hebben naar, voor iets • (ne pas) être intéressé par qc.geen oren hebben • faire la sourde oreillezijn oor te luisteren leggen • écouter attentivementiemand de oren van het hoofd praten • assourdir qn. de parolesiemand de oren van het hoofd schreeuwen • écorcher les oreilles à qn.de oren voor iets sluiten • se boucher les oreilles pour qc.; 〈 figuurlijk〉 ne pas vouloir entendre qc.zijn oren zullen tuiten • les oreilles vont lui tinteriemand de oren van het hoofd vragen • accabler qn. de questionséén en al oor zijn • être (tout yeux) tout oreillesiemand aan de oren malen • casser les oreilles à qn.hij is nog nat achter de oren • si on lui pressait le nez il en sortirait du laitiemand iets in het oor fluisteren • chuchoter qc. à l'oreille de qn.iets in het oor, in de oren knopen • prendre bonne note de qc.gaatjes in de oren hebben • avoir les oreilles percéesknoop dat in je oren! • tiens-le-toi pour dit!slechts met één, een half oor luisteren • n'écouter que d'une oreillede kogels vlogen ons om de oren • les balles sifflaient à nos oreillesop één oor liggen • dormir〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 veel rond z'n oren hebben • avoir beaucoup à faire; 〈m.b.t. zorgen〉 avoir beaucoup de soucisiemand ter ore komen • arriver aux oreilles de qn.het is mij ter ore gekomen dat • j'ai appris quetot over de oren in de schulden zitten • être criblé de dettestot over de oren in het werk zitten • être débordé de travailtot over de oren verliefd zijn op iemand • être follement amoureux de qn.¶ iemand een oor aannaaien • rouler qn.iemand de oren wassen • frotter les oreilles à qn.〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand de oren van de kop zagen • casser les oreilles à qn.hij heeft ze achter de oren • il est moins bête qu'on ne (le) croithet is op een oor na gevild • c'est comme si c'était fait→ link=potje potje -
15 stap
♦voorbeelden:met grote stappen • à grands paszijn stap versnellen • presser le passtap voor stap • pas à pas〈 figuurlijk〉 ergens geen stap voor verzetten • ne pas remuer le petit doigt pour qc.een onberaden stap • une démarche inconsidéréeeen weloverwogen stap • une entreprise dûment mûriestappen ondernemen tegen • entreprendre des démarches contrede (grote) stap wagen • franchir le pas -
16 tel
♦voorbeelden:ik was de tel kwijt • 〈 figuurlijk〉 je m'étais embrouillé; 〈 letterlijk〉 je m'étais trompé en comptantin twee tellen ben ik terug • je suis de retour dans deux secondesop zijn tellen passen • faire attention -
17 uitkomen
1 [terechtkomen, arriveren] arriver3 [uitspruiten; uit het ei komen] sortir4 [bekend worden] s'ébruiter5 [+ voor][bekennen] reconnaître6 [kloppen] être exact8 [m.b.t. publicatie, verschijnen] paraître9 [rondkomen] s'en sortir♦voorbeelden:bij het uitkomen van • à la sortie dehet pad komt op een weg uit • le sentier débouche sur une routede bloemen komen uit • les fleurs éclosenteen pas uitgekomen kuikentje • un poussin qui vient de sortir (de l'oeuf)het uitkomen • la sortie5 (openlijk) voor iets uitkomen • reconnaître (ouvertement) qc.voor zijn mening uitkomen • exprimer son opinionAjax komt uit met drie buitenlandse spelers • Ajax aligne trois joueurs étrangerswedstrijd waarin twee teams tegen elkaar uitkomen • match qui oppose deux équipesuitkomen voor het nationale elftal • jouer dans l'équipe nationale10 iets goed laten uitkomen • bien faire ressortir qc.boven het lawaai uitkomen • dominer le tumulteer niet meer uitkomen • ne plus s'en sortirdat komt mij net goed uit • cela m'arrangedat komt goed uit • cela tombe biendat komt goedkoper uit • cela revient moins cherop hetzelfde uitkomen • revenir au même
См. также в других словарях:
moins — [ mwɛ̃ ] adv. • XVe; meins XIIe; lat. minus, neutre de minor ♦ Comparatif irrégulier de peu. I ♦ Comparatif d infériorité 1 ♦ Il travaille moins. Il a moins parlé. Il a parlé moins. Il est moins grand, moins riche. Tâchez d arriver moins tard. J… … Encyclopédie Universelle
deux — [ dø ] adj. numér. inv. et n. • dous, deuxXIIe; lat. duos, accus. m. plur. de duo I ♦ Adj. numér. card. [ døz ] devant un mot commençant par une voyelle, [ dø ] dans les autres cas. Nombre entier naturel équivalant à un plus un (2, II). ⇒ bi , di … Encyclopédie Universelle
Deux ans de vacances — Cet article concerne le roman de Jules Verne. Pour le feuilleton télévisé, voir Deux ans de vacances (feuilleton télévisé). Deux ans de vacances Auteur … Wikipédia en Français
deux — adj.num.card. Ça fait deux, c est tout différent. / En moins de deux, en un rien de temps. / Deux coups les gros, aussitôt. / De mes deux, expression de mépris : La concierge de mes deux[m1] … Dictionnaire du Français argotique et populaire
Deux Heures Moins Le Quart Avant Jésus-Christ — est un film français sorti en 1982 et réalisé par Jean Yanne. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 2.1 Box office 3 … Wikipédia en Français
Deux flics à Miami — Logo de la série Titre original Miami Vice Genre Série policière Créateur(s) Anthony Yerkovich Production … Wikipédia en Français
Deux heures moins le quart avant Jesus-Christ — Deux heures moins le quart avant Jésus Christ Deux heures moins le quart avant Jésus Christ est un film français sorti en 1982 et réalisé par Jean Yanne. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 2.1 Box office 3 … Wikipédia en Français
Deux heures moins le quart avant Jésus-Christ — Données clés Réalisation Jean Yanne Scénario Jean Yanne Acteurs principaux Coluche Michel Serrault Jean Yanne Sociétés de production AMLF Carthag … Wikipédia en Français
Deux heures moins le quart avant jésus-christ — est un film français sorti en 1982 et réalisé par Jean Yanne. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 2.1 Box office 3 … Wikipédia en Français
Deux heures moins le quart avant jésus christ — est un film français sorti en 1982 et réalisé par Jean Yanne. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 2.1 Box office 3 … Wikipédia en Français
Deux-Roues — Un deux roues est un véhicule muni de deux roues disposées en long et destiné au transport d une personne, parfois deux. Les deux roues sont munis d une selle pour le conducteur et parfois d un embryon de carrosserie. On distingue ; les deux … Wikipédia en Français